Recht voor ú

Zijn mijn aandelen wel mijn aandelen?

Alhoewel het vennootschapsrecht en het familiaal vermogensrecht erg ver uit elkaar lijken te liggen, vinden zij een snijpunt in het geval van een echtscheiding. Bij de vereffening en verdeling na echtscheiding dient het vermogen van partijen immers verdeeld te worden, ook de aandelen dus.

Al te vaak worden wij geconfronteerd met de boude stelling dat man of vrouw aandeelhouder is en dat hieromtrent dus niets geregeld moet worden. Groot is dan ook de verbazing van de man of vrouw in kwestie wanneer zij vernemen dat hun aanname niet klopt en dat alsnog dient overgegaan te worden tot een verdeling en eventueel tot een vergoeding.

Een eerste misverstand omtrent de term ‘aandeel’

Wat is immers een aandeel? Betreft het een deelbewijs? Een inschrijving op kapitaal? Een inschrijving om te stemmen? Een recht op vergoeding? … Geen van voorgaande illustratieve vragen dekt de lading volledig.

Een aandeel bestaat uit twee componenten, enerzijds de lidmaatschapsrechten en anderzijds de vermogensrechten. Het lidmaatschapsrecht betreft het stemrecht terwijl het vermogensrecht de waarde van het aandeel bepaalt. Alhoewel deze onlosmakelijk verbonden lijken, is dit niet per definitie het geval. Zo kan een eigenaar van een aandeel het vruchtgebruik aan een derde toekennen waardoor deze derde kan stemmen en eventuele dividenden kan innen.

Ten onrechte wordt aldus vermoed dat een aandeel één en ondeelbaar is. De realiteit is anders. Zowel het vermogensrecht als het lidmaatschapsrecht dient onderzocht te worden om het ware statuut van het aandeel te kennen.

Een tweede misverstand

Dit is geënt op de idee dat het vermogensrechtelijke aspect steeds het lidmaatschapsaspect volgt. Nochtans voorziet de wetgeving in art. 1401, 5° van het Burgerlijk Wetboek uitdrukkelijk in een regeling waarbij de stemrechten de naam van de houder volgen maar de vermogensrechten aan de gehuwden toehoren.

Inderdaad, de houder van het lidmaatschapsrecht is niet automatisch ook de houder van het vermogensrecht dat hieraan gekoppeld is. De stelling “mijn aandeel” moet dan ook altijd met een korrel zout beoordeeld worden.

Om te bepalen of het vermogensrecht van het aandeel eigen of gemeenschappelijk is, dient het ogenblik van verwerving in ogenschouw genomen te worden. Een eenvoudige vuistregel is: verwerving voor het huwelijk is eigen, verwerving na het huwelijk is gemeenschappelijk.

Een voorbeeld

Een man richt op 1 januari 2016 een BVBA op waarbij alle 100 aandelen op zijn naam worden ingeschreven in het aandeelhoudersregister. Indien hij huwt op 1 september 2016 (na de oprichting) dan behoren de vermogensrechten tot het eigen vermogen van de man; huwt hij echter op 1 september 2015 (voor de oprichting) dan behoren de vermogensrechten tot het gemeenschappelijk vermogen van de gehuwden. De huwdata in dit voorbeeld liggen amper één jaar uit elkaar en toch hebben zij een enorme impact op het vermogen van de man.

De regel dat de timing determinerend is voor het vermogensrechtelijke aspect wordt doorbroken in geval van een schenking (niet door de partner) of erfenis tijdens het huwelijk. Alhoewel de verwerving immers tijdens het huwelijk plaatsvindt, horen de vermogensrechten toch énkel toe aan één partij.

Conclusie

Bij vereffening en verdeling na echtscheiding moeten aandeelhouders al te vaak vaststellen dat de regels van het vennootschapsrecht en de regels van het familiaal vermogensrecht niet altijd tot dezelfde resultaten leiden. Dit zorgt vaak voor frustratie en verwarring, met name wanneer iemand verneemt dat aandelen waarvan hij of zij dacht dat ze eigen waren, toch verdeeld moeten worden en er dus toch vergoeding moet betaald worden.

 

Om verwarring te vermijden, is goed advies noodzakelijk en dit zowel op het ogenblik van de verwerving van de aandelen als wanneer een verdeling ervan nakende is.